Binnen het architectuurvakgebied wordt vanuit een huidige probleemsituatie gezocht naar de beste oplossingsrichting. Niet altijd lukt het echter om alle stakeholders mee te krijgen in de gekozen oplossingsrichting. De Soft Systems Methodologie (SSM) is echter in veel omgevingen prima geschikt om sneller een gedragen architectuur te krijgen. En de methode is nog ‘agile’ ook! Maar wat is eigenlijk SSM?
SSM is de ‘Soft Systems Methodology’ van Peter Checkland. SSM is geen inhoudelijke organisatietheorie. SSM is te beschouwen als een methodiek om tot een zekere consensus te komen over wat het probleem is en wat ontworpen dient te worden. SSM geeft geen kaders over hoe een ontwerp eruit moet zien. SSM kan beschouwd worden als georganiseerd leer en zoekproces. Karakteristiek voor de SSM benadering is dat SSM gebruik maakt van de kennis van participanten die nauw betrokken zijn bij de problematiek.
Checkland beschrijft zijn SSM methodiek aan de hand van een cyclus van zeven stappen. De SSM benadering dient echter niet gereduceerd te worden tot doorlopen van deze zeven stadia. De kern van SSM is namelijk dat tussen de ‘echte wereld’ en de conceptuele denkwereld van betrokkenen heen en weer wordt gependeld. De verschillende stadia dienen om het proces dat gevolgd wordt te beschrijven. De basis is dat binnen de SSM benadering door betrokkenen wordt gediscussieerd om te komen tot een oplossingsstrategie. Juist door de discussies worden alle verschillende belangen meegenomen in de uitwerking.
Bij de verschillende stappen van het SSM proces dienen relevante technieken gebruikt te worden om beelden tussen de echte wereld (real world) en de conceptuele denkwereld (modellering) uit te wisselen. Hieronder volgt kort een beschrijving van de verschillende fases van SSM.
Fases 1 en 2: Het ‘finding out’. Gedurende deze stappen wordt de probleemsituatie op verschillende manieren onderzocht. Activiteiten die tijdens deze fases kunnen plaatsvinden zijn:
- Interviewen van personen die een rol spelen bij de problematiek;
- Bestuderen van actuele en oude documenten over de problematiek. Bijvoorbeeld memo’s, rapporten en gespreksverslagen;
- Identificeren van factoren die de situatie beïnvloeden;
- Verkrijgen van informatie over de organisatiestructuur, besturingsprocessen en betrokken managers;
- Samenstellen van scherp beeld van wat rondom de probleemsituatie plaatsvindt;
Bij deze fases zijn verschillende methoden mogelijk om de problematiek te structureren. Binnen SSM wordt veel gebruik gemaakt van ‘rich pictures’. Dit zijn tekeningen van de probleemsituatie waarin een beeld van de probleemsituatie wordt geschetst. Hiernaast kunnen tijdens deze fases ook gebruik worden gemaakt van drie aan elkaar gerelateerde analyses:
- Analyse 1: Interventie analyse. Gedurende deze analyse dienen drie rollen apart bekeken te worden. Dit betekent de rol van de klant, rol van de probleem oplosser(s) en de rol van de probleemeigenaar.
- Analyse 2: Sociale en cultuuranalyse. Gedurende deze analyse wordt onderzocht wat de relevante sociale rollen zijn en wat de waarde en normen zijn die hierbij worden verwacht. Deze drie aspecten zijn afhankelijk van elkaar.
- Analyse 3: Politieke analyse. Gedurende deze fase ligt de nadruk op onderzoek naar de machtsstructuren binnen de organisatie.
Fase 3: Formuleren van ‘Root Definitions’. Gedurende deze fase ligt de nadruk op het beschrijven van de wijze waarop het systeem dient te functioneren. Een ‘root definition’ is een ideaal beeld van hoe het relevante systeem eruit moet zien. Vanuit SSM wordt een ‘root definition’ opgesteld vanuit de CATWOE elementen. CATWOE staat voor:
C-‘Customers’; Degene die direct voordeel (of slachtoffer) zijn van het transformatieproces.
A-‘Actors’; Degene die de activiteiten uitvoeren.
T-‘Transformation’; Kernactiviteit waardoor input naar output wordt getransformeerd.
W-‘Welanschauung’; Wereldbeeld waarmee naar de root definition wordt gekeken.
O-‘Owners’; Degene die het transformatieproces kunnen stoppen.
E-‘Environment’; De externe omgevingskaders die voor het systeem als gegeven worden beschouwd.
Fase 4: Samenstellen conceptuele modellen. Gedurende deze fase wordt voor iedere activiteit van de ‘root definition’ een conceptueel model samengesteld. Vanuit de SSM methode dienen conceptuele modellen alleen vanuit de root definitions te worden opgebouwd.
Fase 5: Vergelijken opgestelde modellen en realiteit. Het vergelijken kan aan de hand van gap analyse, scenario beschrijving opstellen en opstellen van tabellen met verschillende percepties tussen model en de werkelijkheid zoals deze wordt ervaren. Tijdens deze fase komen de verschillende zienswijze over de werkelijkheid naar voren als deze activiteit als groepsproces vorm wordt gegeven.
Fase 6: Definiëren van veranderingen. Tijdens deze fase ligt de nadruk op het bepalen van haalbare veranderingen. De discussie tussen wenselijk en haalbaar binnen de heersende cultuur speelt tijdens deze fase een belangrijke rol. Uiteindelijk dienen haalbare veranderingen gedefinieerd te worden.
Fase 7: Nemen van actie. Na definiëren van wenselijke en haalbare veranderingen worden gedurende deze fase de veranderingen ook daadwerkelijk geïmplementeerd in de organisatie. De problemen die tijdens deze fase naar boven komen kunnen weer vanuit fase 1 opgepakt worden. SSM kan worden beschouwd als een iteratieve leercyclus.
Bij het opstellen van een beveiligingsarchitectuur of een architectuur voor een nieuw systeem is het noodzakelijk dat naast een integraal overzicht van alle problemen ook alle belangen en inzichten over de problematiek in de oplossing wordt meegenomen. SSM is een zeer bruikbare wetenschappelijke methode gebaseerd op systeemtheoretische principes om toe te passen in het architectuurwerkveld.